Eric Sierveld

Eric Sierveld

San Ignacio, 19 januari 2022.

Het was die ochtend bloedheet in Crooked tree, een Creools dorpje op een klein eilandje in Belize. Het eiland is een wildreservaat en trekt jaarlijks veel vogelspotters uit de hele wereld. Ik stond buiten in de brandende zon te wachten bij het Chinese kruidenierswinkeltje tot ik aan de beurt was om mijn boodschapjes te doen. De Chinezen laten niemand hier meer binnen in hun winkels, omdat ze doodsbang zijn om besmet te raken met het Covid virus. Door een getralied luikje kun je je bestelling doorgeven. In wat voor een dystopische wereld leven we?
In de rij werd ik aangesproken door een local van ongeveer mijn leeftijd. How are you doing my brother? vroeg hij me met een zwaar creools accent.
Doing just fine, how are you? zei ik.
Struggling through life, but not giving in, was zijn eerlijke antwoord.
En dat zinnetje heeft me wel even aan het denken gezet. Ik ga nu al ruim vier maanden flierefluitend door het leven, elke dag is een feestje. En ik kan u verzekeren, dat is in mijn geval ook wel eens anders geweest. Ik leid een leven van diepe dalen, waar ik iedere keer weer uitkruip, waarna meestal hoge pieken volgen.
Afijn, de moraal van het verhaal is dat ik me wel vaker bewust mag zijn van de fantastische tijd die ik momenteel beleef in Zuid-Amerika.
Inmiddels ben ik beland in San Ignacio, een klein stadje aan de grens met Guatemala. Ik heb eens wat feiten en cijfers op een rijtje gezet
Kilometers op de fiets: 5108
Tot op heden heb ik niet of nauwelijks fysieke ongemakken gekend, dus al die bezoekjes aan de fysiotherapeut, de vele uren op de fiets en in de sportschool hebben duidelijk hun vruchten afgeworpen, want laten we eerlijk zijn ik ben met mijn 53 jaar geen jonge god meer, dus ik moet hard werken om fit te blijven. Ook de fiets weert zich prima. Ik rijd op een Santos Cross Lite, een tank van een fiets. Ik zal er - zeker bergop - geen snelheidsrecords mee breken, maar ik ben iedere ochtend weer blij, dat ik weer zorgeloos op pad kan, en niet hoef na te denken over eventuele mechanische problemen.
Hoogtemeters: 38.854
Dat is ruim 4 x de Mount Everest op elkaar gestapeld. Ik heb een haat-liefdeverhouding met de bergen. Ik ben maar een matige fietser en al helemaal geen klimmer. Ik sleep meer dan 40 kg (dit is fiets plus bagage) de bergen op. Dus soms vloek ik alles bij elkaar als ik tijdens de zoveelste eindeloze klim weer eens, compleet uitgewoond, met mijn hoofd gebogen over mijn stuur langs de kant van de weg sta, wetende dat ik nog lang niet boven ben. Er komen dan woorden uit mijn mond, waarvan de letters nog niet zijn opgenomen in het Westerse Alfabet. Maar als ik dan weer op de top van de berg sta, voel ik me helemaal de Koning en kan ik wel janken van geluk. Tja, ik zei het al, hoge pieken en diepe dalen.
Fietstijd: 345 uur
Meestal ben ik op een gemiddelde fietsdag zo’n 7 à 8 uur onderweg. Ik ben van nature lui en kan maar moeilijk mijn bed uitkomen. Het gevolg, is dat ik vrijwel elke dag net iets te laat start en standaard in het schemerdonker op mijn plek van bestemming aankom. Ik beloof mezelf iedere dag weer beterschap, maar ik vrees dat dit voorlopig nog een verbeterpuntje blijft.
Dagen onderweg: 124
Ruim 4 maanden ben ik nu onderweg. Elke lange fietsreis doorloop ik min of meer dezelfde stadia.
In de eerste maand laat ik beetje bij beetje mijn bestaande leventje los. Plotseling zijn er geen dagelijkse werkverplichtingen meer. Alle zorgen die horen bij het werk zijn plotseling verdwenen, en dat voelt als een enorme opluchting.
Tegelijkertijd zijn alle dagelijkse terugkerende rituelen die horen bij het werk verdwenen, en daarmee vallen ook alle structuren weg die uw schrijvende autist houvast geven. Koortsachtig moet ik dan op zoek naar nieuwe vaste rituelen. Dit zorgt vreemd genoeg voor stress.
In de tweede en derde maand kom ik langzaam in mijn nieuwe ritme. Langzaam dringt nu ook het besef door, dat ik alleen ben. En hoe hard ik ook fiets, uiteindelijk moet ik de confrontatie met mezelf aangaan. Ook dit is een proces dat verloopt met opstaan en vooral veel vallen. Naar de buitenwereld toe ben ik een arrogante klootzak, die je niks meer hoeft uit te leggen. Ook voor mezelf kan ik eindeloos lang de schijn ophouden, dat ik God op aarde ben. Maar achter die enorme façade schuilt nog steeds dat kleine bangige onzekere jongetje, dat liever niet gevonden wil worden. En iedere keer als ik dat kleine ventje weer zie zitten in een hoekje, moet ik vooral erg hard lachen, want iedere keer blijkt dat ie nog geen steek is veranderd.
Nu leid ik sowieso al een tamelijk solitair leven, dus erg snel eenzaam ben ik niet. Wel merk ik, dat ik tijdens langere afwezigheid, langzaam maar zeker steeds verder van mijn vrienden en familie vervreemd raak. Wat er “thuis” gebeurt volg ik nauwelijks meer en als levens een andere weg inslaan, moet er hard gewerkt worden om bestaande relaties te onderhouden.
Ik merk ook, dat naarmate de jaren verstrijken en de langere reizen zich opstapelen, de weg terug naar het oude normaal iedere keer weer een beetje lastiger wordt.
De afgelopen maand overheerste een euforisch gevoel. Ik maak me niet langer zorgen meer waar ik die avond zal overnachten en ik heb nieuwe rituelen gevonden, die houvast geven. Ik hoop dat ik deze staat van zijn nog lang kan vasthouden.
Lekke banden: 12
Met name in de woestijn van Baja California was het regelmatig bingo. En ik haat het om een band te moeten verwisselen. Ik ben überhaupt niet erg handig, als het gaat om fietsreparaties. Al jaren roep ik tegen mezelf, dat ik eens een reparatie cursus moet volgen. Maar daar ben ik veel te lui voor. Tot op heden, is het altijd nog goed gekomen.
Aantal kampeerdagen: 15
Ik kan me alle kampeerdagen nog feilloos herinneren. Stuk voor stuk zijn deze nachten een avontuur op zichzelf. Maar een comfortabel bed, een warme douche in een schoon hotel is ook best fijn hoor.
De meest recente kampeerovernachting was in het natuurreservaat Calakmul. Diep in het reservaat bevond zich een oude Maya ruïne die ik graag wilde bezoeken. Bij de park ingang ging ik opzoek naar een lift. Ik raakte aan de praat met een Mexicaanse familie. Vader Alfonso bood me aan, om mee te liften achter op zijn pick up truck. Mijn fiets had ik tijdelijk gestald in een gebouwtje van de parkwachter. Een avontuurlijke rit van 60 kilometer dwars door het oerwoud volgde. Laat in de middag reden we weer terug richting de snelweg en in het pikkedonker namen we afscheid van elkaar. Daar stond ik dan met mijn goede gedrag. De nachtwaker van het natuurreservaat wees me naar een plek, waar ik mijn tentje kon opzetten. Fijntjes wees hij me erop, dat hij enkele dagen een jaguar had gesignaleerd. Dus ik moest wel een beetje voorzichtig zijn als ik in de nacht mijn tent uit moest.
In de dagen die volgden voerde ik een eindeloos gevecht met de wind. Ik reed oostwaarts naar de stad Chetumal. Daar moest ik een belangrijke keuze maken. Ik kon doorfietsen naar Cancun en daar het vliegtuig nemen naar de Verenigde Staten, of ik kon doorfietsen naar Midden-Amerika door de grens over te steken naar Belize.
Naarmate de dagen vorderden werd de keuze steeds eenvoudiger. Ik was opnieuw verliefd geraakt op de jungle. Dag in dag uit reed ik door tropisch regenwoud over verlaten gravelpaden en kwam soms uren geen levende ziel tegen. Ik was alleen met de howler monkeys in de bomen, die met hun oorverdovende gebrul hun uiterste best deden om mij bang te maken. Vogels in alle kleuren van regenboog toverden een constante glimlach op mijn gezicht. En als ik me even wilde afsluiten van al natuurschoon, luisterde ik naar de muziek van Johnny Cash en Audioslave. Er ging geen dag voorbij, dat niet de tranen van geluk uit mijn ogen sprongen.
Toen ik uiteindelijk was aangekomen in de Mexicaanse grensplaats Chetumal, was de keuze al gemaakt. Ik zou mijn reis vervolgen richting Midden-Amerika.
Het passeren van de Mexicaanse grens verliep net iets anders dan ik had verwacht. Ik was die zondagochtend weer eens net iets te laat opgestaan en bereikte laat in de ochtend de grens. Grensovergangen in dit soort landen, vind ik altijd een beetje spannend, dus ik was goed voorbereid en voorzien van alle benodigde documenten. Ik sloot aan in de rij van auto’s en vrachtwagens en wachtte netjes op mijn beurt. Ik overhandigde de vrouwelijke douanebeambte mijn paspoort maar deze lieverd was enkel en alleen geïnteresseerd in mijn fiets. Ik mag u niet doorlaten op uw fiets meneer, Covid reglementen laten dit niet toe. Ik zou namelijk zo maar iemand kunnen besmetten in het niemandsland tussen Mexico en Belize. Het duurde tenminste 30 seconden voordat ik mezelf weer onder controle had. Ik vroeg naar een oplossing. Ze adviseerde me om terug te fietsen naar Chetumal en daar mijn fiets in te laden in een taxi. Ik was te verbouwereerd om nog iets zinnigs te zeggen, draaide om en reed terug richting de stad. Halverwege hield ik een passerende taxi aan. Ik legde de chauffeur de situatie uit, demonteerde mijn fiets, laadde het hele boeltje in de taxi, en reed terug naar de grens. Dit keer werden mijn fietstassen binnenste buiten gekeerd en moest ik mijn bidons leeggieten. We reden door naar de Belizaanse grenspost, die inmiddels verlaten was. Ik moest het de volgende dag nog maar eens proberen.
Mijn verblijf in Belize was kort. Het landje is maar klein, en voor je het weet ben je er alweer uit. Het land heeft nog geen 400.000 inwoners en is een gezellig mengelmoesje van Mestiezen, Creolen, Maya’s, en zwarte Caraiben.
Ook heeft er zich een grote kolonie Mennonieten gevestigd.
Ik kwam deze rare snuiters tegen, toen ik door de Shipyard regio fietste, op weg naar de oude Maya ruines van Lamanai. De mennonitische gemeenschap staat bekend om haar strenge geloofsregels. Vrouwen dragen wijde rokken, witte hoeden en hebben lang haar. Ook alle mannen dragen hetzelfde: witte hoed, tuinbroek en een geruit hemd. Vervoer gaat per paard en wagen. Ze mogen zich wel laten vervoeren in een auto, zolang ze de auto maar niet zelf besturen. De gezinnen zijn groot, trouwen buiten de eigen gemeenschap wordt niet geaccepteerd. Ook alle kinderen gaan hetzelfde gekleed, hebben vaak een ongezond bleke huidskleur en lijken allemaal net iets te veel op elkaar. Ze spreken een raar oud Duits dialect, waar geen touw aan vast te knopen is.
Het binnenland van Belize is tamelijk vlak en bestaat grotendeels uit tropisch regenwoud. Helaas ben ik net iets te snel door dit prachtige land heen gefietst en een tweede bezoek moet er ooit nog eens van komen. Mijn Covid test was negatief, en morgen ga ik alweer de Guatemalteekse grens over.
Terug naar overzicht